Moto Guzzi Stornello 160 (5 marce)
Verhaal uit de 'Klassiek & Techniek' van mei 2000
Zonnetje in huis.
Ik kan daar nou zo ontzettend van genieten/ Een regelmatig terugkerende uitspraak van Jan Westerman, 51, 'troubleshooter' (technisch/administratief medewerker) bij Mercedes-Benz. De Moto Guzzi Stornello 160 uit 1972 waar vriendin Petra op rijdt, heeft een warm plaatsje in huis en hart.
De opmerking over 'in huis' kunnen we letterlijk nemen, want het ranke Italiaantje staat binnen, in huis dus! Hij deelt de Maarssense huiskamer overigens met de in aanbouw zijnde Le Mans I van Jan. Die dikke twin is ook eigenlijk de ware passie van Westerman. In aanbouw, in de huiskamer? Jawel, en daar wordt ook het sleutelwerk verricht. Samen met vriend Willem van der Togt werkt Jan in huis wel zo prettig aan de machines. Boven is een voormalig slaapkamertje ingericht als draai-, werk- en schoonmaakruimte, maar beneden worden alle producten van die werkzaamheden lekker in de knusse sfeer van thuis tot één geheel gesmeed. Het kleine schuurtje dient uitsluitend als opslag. Op tijd koffie, thee of een biertje, dat is zeker! Maar goed, even terug in de tijd. Jan had een poos geen motor meer gereden sinds hij op niet-voorgeschreven manier van zijn Honda CB 650 Z was gestapt. Het bekende verhaal van het bloed en het kruipen ging weer eens op toen bij een kennis zijn oog viel op een Guzzi SuperAlce. Jan had al eens gemompeld dat hij een langzaam draaiende dikke eencilinder wel leuk zou vinden. Het kriebelde onweerstaanbaar en de Ake ging mee naar Maarssen. Uren zat Jan naar de motor te kijken met zo'n dromerige blik waar alleen liefhebbers iets van begrijpen. Maar eraan werken, nee. dat gebeurde niet. Het feit dat 'ie er stond was genoeg. Er kwam een Nuovo Falcone bij, ook al zo'n heerlijk stampende machine. Deze Valk werd een gierzwaluw toen hij veranderde in een 'classicracer' en terecht kwam bij Minus de Vries (motorhandelaar en oud-coureur). Jan werd alsmaar meer aangestoken door het virus en hij ving een Le Mans I in zijn net. Voor vriendin Petra was zo'n Le Mans echter te lomp, bovendien werden toch geen grote afstanden gereden (althans dat was niet de bedoeling). Petra's 'ros' mocht dus best van een licht kaliber zijn. Zo kwam het dat in 'De Particulier' (een advertentiekrant met hoofdzakelijk particuliere aanbieders) het oog viel op de Stomello die voor 750 gulden werd aangeboden. Het was in 1997, dus nog helemaal niet zo lang geleden. Op het eerste gezicht maakte het rood/witte machientje een vertederende indruk. Rank, door en door Italiaans, met een ruimgeribde cilinder en kop. De Megaton-uitlaat was dan wel Engels, maar het geluidje dat er uit zou kunnen komen... Het race-zitje en de laag gemonteerde clip-ons accentueerden het sportieve nog eens extra. Wel meldde de verkoper dat 'er iets was met de timing', want het eenpittertje liep niet. Hoe een Stornello in elkaar zat wist Jan niet, maar het was meteen raak. 'Wat een lief ding,' was dan ook de eerste kreet. Het weerhield Jan er niet van een uitgebreide sessie 'handjeklap' te houden met de eigenaar. Als je bij de getallen van de geboden 500 piek en de gevraagde 750 de nullen weglaat en je combineert ze, blijft 575 over. Dat was nou ook precies het bedrag waarvoor de Stornello op transport naar Maarssen ging.
Vol vuur...
Het motortje zag er dus wel aardig uit, maar technisch bleek er echt van alles aan de hand te zijn. Wat de langzaam draaiende SuperAice niet voor elkaar kreeg, lukte deze sportieve Stornello wel: Jan ging sleutelen. In plaats van chagrijnig te worden, waren de gebreken voor Westerman aanleiding om zich vol vuur op het herstel van ieder ontdekt mankement te storten. Jan ging vanwege zijn Le Mans altijd al graag buurten bij Teo Lamers, en medewerker Willy kende hem dan ook goed. Jan snuffelde in Nijmegen in de boeken en de onderdelenvoorraad om meer van de 160 aan de weet te komen. Bij iedere 'ontdekking' raakte hij steeds verder in vervoering van het kleine ding. En. daar genoot (en geniet) Westerman dus intens van. Er waren volop sleutel-slordigheden aan het blok ('motorisch verkankerd', noemt Jan het). Zo was de peilstok afgebroken. Een karakteristiek voorbeeld van geknoei waren het gaatje in het kickstartpedaal en de as. Het enige knappe eraan was dat het de vorige monteur gelukt was om een gaatje in de as en de eromheen zittende kickstarter te boren. Zo'n as is nogal hard en boren mislukt dus meestal. Nu kon hij de ene spie na de andere kapot trappen. Er moest dus een ander pedaal en een andere as komen. Nog zo'n ergernis was de afgebroken koelrib van de cilinder. Duidelijk het gevolg van kracht zetten met een schroevendraaier om de kop te lichten. Men had al wel de moeite genomen om de rib er weer aan te lassen, maar Westerman vond het maar niks. Van het zelfde laken een pak bij de bevestiging van de koppelingskabel. Die was er kennelijk ook afgebroken geweest. Okee, het was weer gelast, maar het bevestigde opnieuw het vermoeden dat de vorige sleutelaar niet vies was van een beetje geweld. Als je met een stalen hamer op dat eruit stekende gedeelte gaat slaan om het carter te scheiden, kan zoiets dus gebeuren. Dat er iets met de timing was, klopte. Er waren twee dingen tegelijk aan de hand. De primaire tandwielen waren gewoon verkeerd gemonteerd en het op tijd zetten van de nokkenas-aandrijving was ook niet goed gedaan. Het laatste was eigenlijk best begrijpelijk. Er zitten drie spiebanen uitgestoken in het primaire krukas-tandwiel; het kan er dus in drie standen op. Uren heeft Jan naar het blok zitten turen om maar uit te vissen hoe die kleppen nou moesten bewegen ten opzichte van de zuiger. Met lak bracht hij markeringspunten aan op de tandwielen. Uiteindelijk bleef hij twijfelen tussen twee mogelijkheden. Omdat Jan thuis aan het blok werkte was het natuurlijk geen straf, maar dat blok bleef hem wel 'aankijken' tot het goed was. Een hele boel zaken werden duidelijker toen Jan een tweede blok op de kop tikte, uit een Stomello die kennelijk tegen een boom gereden was. Zelfs het (toch stevige) carter was gescheurd, maar de onderdelen waren goed en vormden tevens een voorbeeld.
Hevige strijd
Een andere fout in het eigen blok, die weer wel zo verholpen was, betrof het verwisselen van de afstands-ringen van de primaire aandrijving en de koppeling. De grotere, dunnere ring van de koppeling was achter het krukastandwiel geplaatst. Dat had daardoor klem gezeten op de plaat die het lager op zijn plaats houdt. Die plaat is hard, het tandwiel ook. Kennelijk was deze montagefout al eerder opgetreden. Met de aangetrokken moer (= tandwiel strak tegen plaat) had het blok toch ooit kans gezien te lopen. De zich daarbij ontbrandende hevige strijd tussen plaat en tandwiel was in het voordeel van het laatste beslecht. Het tandwiel is wonder boven wonder helemaal gaaf gebleven, terwijl die plaat toch echt van een soort verenstaal gemaakt is... Een diepe groef in de plaat, met blauwe plekken van het heetlopen en verbranden, is nog een stille getuige. De volgende 'ramp' was het oliefilter. Of liever dat was er niet In een kaderstukje wordt uitgelegd hoe het werkt, maar bij Jan's exemplaar was het filter eenvoudig weggelaten. De olieleiding naar de krukas was met kopersoldeer verbouwd, zodat de olie ongefilterd de kruk in ging. Tijdens het demonteren van het blok kreeg Westerman een verrassing, waarvan hij nu nog onder de indruk is: in het carter lag een ondefinieerbaar onderdeel. Puzzelen waar dat nou toch kon horen bracht geen uitkomst. Nog maar weer eens kijken... Hé, er stond in kleine letters Stanley, made in USA op. Dat was een heel ander land dan Italië, dat hoorde niet.... Het bleek een stuk van een machine-bijtel of een doorslag te zijn, dat natuurlijk een enorme ravage in dat blokje had kunnen aanrichten. Het was groot genoeg om bij het rijden over een hobbel ook echt omhoog te komen en een korte maar hevige 'relatie' met een tandwielpaar aan te gaan!
Niet dicht te krijgen
.De klauwengeschakelde vijfbak - een behoorlijk doordacht ontwerp - had nagenoeg geen schade. Eigenlijk was het enige gebrek de gebroken koperen lagerbus van de prise-directe. Uiteraard kwam er een nieuwe, die ook gewoon paste. De schakelvorken hadden lichte loopsporen en een set schakelnokken was iets afgerond. Nu de bak toch open lag moesten er toch maar twee nieuwe tandwielen voor de vijf komen, vond Jan. Bij Lamers een setje opgepikt. Bij het dichtmaken van het blok bood de bak (moedig?) weerstand. Het verzet van de bak was zo succesvol dat het blok niet dicht wilde. Het bleek dat er verschillende versies van tandwielen bestonden; het nieuwe uitgaande tandwiel had een tandje méér. Of het te maken heeft met 125 of 160 cc modellen of dat het in de bouwjaren zit, is niet duidelijk. Er zijn trouwens ook vierbak-Stornello's geweest. In ieder geval was het voor Jan aanleiding het oude paar er maar weer in te zetten.
Met de koppeling is hij ook aan het stoeien geweest. Er bleek uiteindelijk niets mee aan de hand te zijn. Uit elkaar wilde de frictie wel, maar in elkaar was iets anders. De koppelingsveren waren te sterk om ze ingedrukt te houden om aldus de centrale sluit-clip achterin het buitenhuis te kunnen aanbrengen. De oplossing: een draadeind door de versnellingsbak-as en de koppeling. Door de moer op dat draadeind aan te zetten klem je de koppeling in elkaar en krijg je de handen vrij om op je gemakkie die clip (model pistonpenveer, maar dan heel groot) achter in het koppelingshuis te prutsen. Draadeind weer lossen en de koppeling zit weer. Aan dit soort ontdekkingen beleeft Jan weergaloos veel plezier... Maar er komen nog meer unieke ervaringen. Het blokje werd afgemonteerd en de ontsteking afgesteld. Vervolgens ging het in de bankschroef op het tot werkkamer omgebouwde slaapkamertje (in huis, dus). Voor een uitlaat was even geen plaats. Kickstarter erop en... starten maar!! Ach, daarvoor ben je in de slaapkamer, nietwaar? Afijn, het blok liep nog niet lekker. De ontsteking gaf de nodige afstelproblemen. Het werkt eigenlijk net als een brommer, maar er was wel een accu in het spel. Zonder schema was het een lastig te begrijpen gedoe, die bedrading. Trouwens, over bedrading gesproken, dit is een uitstekend moment om u eraan te herinneren dat we te maken hebben met een oude Italiaanse motor. In elk geval is de accu er volgens Jan er alleen om de verlichting te 'helpen' bij lage toerentallen. Na het nodige gepriegel werkte het op een gegeven moment. Jan maakte er een compleet nieuwe bedrading 'a la Zündapp' van. Om het af te ronden zit er in de koplamp zelfs een heus contactslot van zo'n Duitse brommer. Het werkt, dat zeker.
Frame verstevigd
Aan het rijwielgedeelte is veel minder gedaan dan aan het blok. Voor Jan hoefde dat ook eigenlijk niet, want 'het blok is het hart van de motor'. De verse Akront velgen kregen rvs-spaken. In het achterwiel zijn de rubber transmissiedempers vervangen. Nieuwe werden bij Lamers gehaald. Die had ze gewoon op voorraad. Wel zijn de tellers bij de firma Casu in Nieuwegein geweest voor een revisie. Dat kon Jan echt niet zelf. Uiteraard geven ze sindsdien weer rustig aan, zonder te zwabberen. Dat hebben we zelf even gecontroleerd, door tussen de fotosessies door even te 'vluchten' met de Guzzi. Hier en daar is het frame een beetje versterkt met extra plaatjes in de 'oksels' van buisverbindingen. 'Gusseting' noemen Engelsen dat. Het frame, de achtervork, de losse rode kleurdelen; het zal nog wel een keer bij een poedercoater terecht komen, maar het kan nog wel even wachten. Een goed jaar heeft het geduurd voor Moto Guzzi's kleintje op weg kon. De motor, die niet bedoeld was voor lange ritten, ging al heel snel op weg... naar Frankrijk. Petra was zeer verguld met de fiets, hij reed heel fijn. Zowel Jan als Petra waren er dan ook zeer zuinig op. Thuis 'woonde' de machine in de huiskamer en op reis moest dat maar eens niet veranderen. Vandaar dat in Motel Eindhoven, waar onderweg overnacht werd, een kamer gedeeld werd door Jan, Petra en de Stornello! De eerste trip duurde meteen 3500 kilometer. De kleine dappere Guzzi heeft geen klap verkeerd gegeven. Jan is er nóg vol van, 'dat je zomaar 3500 kilometer kan rijden op zo'n motor, helemaal zonder sleutelen'...
De SuperAlce staat ondertussen nog steeds in het stof. Jan weet niet of hij er aan zal beginnen. Gek eigenlijk, want dat was toch de eerste motor na de 'wederopstanding'. Maar Jan is heus nog niet uitgesleuteld. Hij zoekt een huis met een grote schuur in de buurt van Maarssen. In die schuur moet dan plaats zijn voor meer motoren. Er zal ook wel weer eentje in de kamer komen te staan, want wat moet je in een huis als er geen motoren staan?