Nerveus karakter
Zestien inch wielen, voor en achter. Het moet gezegd: het heeft wel degelijk voordelen. In de eerste plaats wordt de gyroscopische werking flink verminderd, waardoor het makkelijker wordt een draaiend wiel in een andere lijn te zetten, en dus om de motor een bocht in te sturen. Simpel gezegd: de motor stuurt makkelijker. Een tweede voordeel is datje met je rijwielgedeelte meer speelruimte hebt. De afstand tussen de vooras en het frame kan namelijk kleiner gemaakt worden, zodat je meer vrijheid hebt om je wielbasis te veranderen. Een derde voordeel is dat de verhouding tussen de diameter van de remschijven en die van het voorwiel ten gunste van de remwerking verandert. Nadelen heeft het ook: de motor wordt er zenuwachtig van.
Op de Guzzi T5 kom je zowel de voor- als nadelen tegen. Sturen gaat als het spreekwoordelijke scheermes: de T5 laat zich gewillig op één oor leggen en dat is ook te danken aan het feil dat het rijwielgedeelte van de Le Mans is afgeleid. Dit rijwielgedeelte heeft verder als eigenschap dat het is uitgerust met een tamelijk korte achterbrug, waardoor cardanreacties sterker worden doorgegeven aan het frame. Dit zorgt er voor dat de T5 inderdaad een tamelijk nerveus karakter heeft, zeker als je in of vlak voor een bocht terugschakelt. Zelf behoef je overigens niet nerveus te worden; de Guzzi komt na wat gewiebel snel weer op zijn oude koers terecht.
De zithouding op de motor is actief en erg prettig: je zit wat voorovergebogen, maar gelukkig niet te ver, waardoor zo'n houding waarbij het hoofd wegzakt tussen twee opgetrokken schouders, voorkomen wordt. De voetsteunen zitten hierbij op de juiste plaats en wie bang is dat de knieën tijdens het rijden tegen de cilinders aan komen, wat op sommige modellen voorkomt, kan gerust zijn. Ik had met mijn 1.90 meter nergens last van. Het is een houding die je heel lang vol kan houden.
Een tweede geruststelling in deze tijd waarin nieuwe motorfietsen meer brandstof verbruiken dan auto's, is de consumptie van deT5. Want hij is zuinig, zeer zuinig, ook als hij goed staat afgesteld. Het maakt niet zo gek veel uit hoe je hem berijdt, het verbruik schommelt zo rond de 1 op 18. Langzaam rijden leven hooguit 1 op 20 op: stevig blazen zal je niet meer kosten dan 1 op 16. De benzinetank kan maar liefst 24 liters brandstof bevatten en als je die waarde koppelt aan een gemiddeld verbruik van 1 op 18, heb je een enorme actieradius te pakken. Overigens is de tankdop verstopt onder een afdekklepje dat te openen is met de contactsleutel. Op zich een mooi systeem, maar het wordt minder handig als je een tanktas wilt monteren. Een magneettas zal meestal niet goed blijven zitten doordat de klep een stuk hoger is dan de tank, zodat een innig contact met de tank bemoeilijkt wordt. Een tas met riempjes laat zich lastig bevestigen en doordat bij tanken de klep geopend moet worden, zal je de vaakgebruikte basisplaat van de tas moeien verwijderen. Het loont in dit geval de moeite om wat tijd te steken in de zoektocht naar een tanktas die deze nadelen niet heeft. Wie als duopassagier achterop meerijdt, treft het helemaal niet verkeerd. DeT5 is een hele forse motor, die met zijn grote buddyseat meer dan voldoende ruimte biedt aan de passagier. Daarnaast staan de duosteunen laag genoeg om ook nog ontspannen te kunnen zitten: de druk op de bovenbeen- en buikspieren die we zo vaak tegenkomen als we op moderne fietsen achterop plaatsnemen, is zo goed als afwezig. En achterop is de buddy net zo lekker gepolsterd als voorop . . .
Conclusie
Al met al is de T5 een hele leuke motor om te rijden. Hij heeft een fijn blok en goede stuureigenschappen, maar voor de rest maakt de motor bij mij weinig hebzucht los. Hij mist het stoer-ruige van de Le Mans en het gedistingeerd-nonchalante van de Califomia. En daarvoor is niks bijzonders in de plaats gekomen. De prijs van deze T5 bedraagt fl 9.750,- en dat is, ondanks de perfecte staat van onderhoud en het lage kilometrage en de bekende waardevastheid van Guzzi's, een stevig bedrag, waarvoor je ook een nette Le Mans of Califomia op de kop kan tikken. Misschien beter.
Tekst: Kees Berghuis